De basisbeurs komt terug in het hoger onderwijs. Na de Tweede Kamer heeft ook de Eerste Kamer ingestemd dat vanaf het komende studiejaar, 2023-2024, de beurs wordt ingevoerd. Algemeen Directeur Joan Janssens is zeer verheugd over dit besluit.
“Deze tegemoetkoming scheelt de komende lichting duizenden euro’s aan kosten op hun studie. Hierdoor is particulier onderwijs een stuk toegankelijker.’’
Wat houdt de basisbeurs in?
De basisbeurs bedraagt voor uitwonende studenten 274,90 euro per maand, thuiswonende studenten krijgen 110 euro. Eenmalig komt daar in het komende studiejaar vanwege de sterk gestegen kosten van boodschappen en energie voor uitwonende studenten 164 euro per maand bij. “Als je dit wegzet naar een heel studiejaar, kom je voor uitwonende studenten uit op ruim 5000 euro. Hierdoor is de keuze voor particulier onderwijs een stuk aantrekkelijker geworden, aldus Janssens.” Studenten kunnen vanaf maandag 19 juni de basisbeurs aanvragen bij DUO. Volgens de Rijksoverheid zijn het ongeveer 435.00 studenten, waaronder naar schatting 124.000 eerstejaars, die recht hebben op de nieuwe basisbeurs.
Tijdelijke koopkrachtmaatregel voor hbo- en mbo-studenten
Voor collegejaar 2023-2024 krijgen uitwonende hbo– en mbo-studenten per maand een verhoging van € 164,30 van de basisbeurs. Deze tijdelijke maatregel is bedoeld om studenten extra te ondersteunen.
Basisbeurs versus leenstelsel
De basisbeurs komt weer terug in de plaats van het leenstelsel, dat in 2015 is ingevoerd. De afgelopen jaren is er door zowel politieke partijen als studerenden veel kritiek op dit stelsel geweest. Minister Dijkgraaf: “Voor studenten betekent de terugkeer van de basisbeurs voor studenten in het hbo en wo een flinke verbetering van hun financiële positie. Een vast bedrag per maand biedt perspectief en een goede basis. En samen met het verruimen van de aanvullende beurs zorgt deze herinvoering voor meer financiële rust bij studenten. Ik vind het ook belangrijk dat met dit wetsvoorstel het terugbetaalregime voor mbo-studenten gelijk wordt getrokken met dat van studenten op hogescholen en universiteiten. Dat geldt ook voor de bijverdiengrens. Zo komen we tot een meer gelijkwaardige positie van mbo’ers.”
Janssens is het eens met Dijkgraaf. “Een goed besluit deze financiële regimes gelijk te trekken. Investeren in je toekomst is voor een MBO-er hetzelfde als voor een HBO-er. Het heeft even geduurd, maar deze weeffouten uit het verleden zijn met dit besluit grotendeels hersteld.”